Een nieuwe theorie
Dit is de website van de Stichting Nieuwe Fysica. Welkom op deze website voor fysici en astronomen, waarin een uitgebreide theorie gepresenteerd wordt die in staat is om een aantal tot nu toe slecht of niet begrepen verschijnselen in de astronomie en de fysica te verklaren. De hier beschreven theorie en verklaringen zijn afkomstig uit het boek:
Opmeer, C.H.J.M., Ruimte, Beweging en Tijd. Nieuwe wegen voor de fysica en de kosmologie. Amsterdam Scientific Press, 2e verbeterde en uitgebreide editie 2016.
Het boek staat ter inzage bij de Koninklijke Bibliotheek in den Haag en kan worden geleend bij een aantal universiteitsbibliotheken. Het is ook te koop bij boekhandel Scheltema in Amsterdam. Een aantal onderwerpen zijn op deze website kort samengevat.
Deze website bestaat nu acht jaar en al die tijd is er op geen enkel onderdeel van de hier (en in het nog een jaar eerder uitgekomen boek van Cor Opmeer) gepresenteerde theorie steekhoudende kritiek geleverd. Het is dan ook de hoogste tijd dat er begonnen wordt met de uitvoering van een of meer van de voorgestelde 11 (inmiddels 12) experimenten om de theorie te toetsen! Wij geven hierbij, in overeenstemming met het Beleidsplan, prioriteit aan het experiment waarin de snelheid van aards licht wordt vergeleken met de snelheid van sterrenlicht.
Dit cruciale experiment kan tot een natuurkundige verklaring leiden voor het feit dat wij op aarde, ondanks zijn grote snelheid, niets merken van vreemde lichtverschijnselen. In dit experiment wordt de snelheid van aards licht vergeleken met de snelheid van sterrenlicht. Van sterrenlicht weten wij zeker dat het, op het moment dat het de aarde bereikt, de normale snelheid c heeft. Bij aards licht zou, volgens onze theorie, de snelheid van de aarde bij de normale snelheid c worden opgeteld. Als het door ons voorspelde verschil in snelheid inderdaad gevonden wordt, zal het ook een aanzienlijk steun betekenen voor onze fysische benadering en voor de validiteit van de overige hier gepresenteerde theorie.
De voorbereiding en uitvoering van een dergelijk geavanceerd experiment (het sterrenlicht mag niet eerst gereflecteerd worden!) is echter duur. Wij verzoeken daarom aan bedrijven, instellingen, fondsen, maar ook aan u, om een bedrag te storten op onze bankrekening NL39ABNA0128659203 ten name van de Stichting Nieuwe Fysica (de stichting heeft de ANBI status).
Nadere informatie is te verkrijgen via info@nieuwefysica.nl.
Theorieën kunnen niet bewezen worden
Maar, hoe is het mogelijk dat er nieuwe theorieën zouden kunnen bestaan voor de fysica en de kosmologie? De juistheid van de huidige theorieën, bijvoorbeeld van de quantumfysica, is toch immers al lang bewezen omdat de voorspelling van allerlei uitkomsten tot op vele decimalen blijkt te kloppen.
De reden is dat een theorie nooit bewezen kan worden maar alleen kan worden gefalsifieerd. Wanneer voorspelde uitkomsten niet juist blijken te zijn dient de theorie te worden aangepast of te worden verworpen. Maar een theorie kan door zijn goede uitkomsten nooit worden bewezen, omdat er altijd een andere theorie kan bestaan die dezelfde uitkomsten even goed of zelfs nog beter voorspelt.
En dit laatste blijkt (onder voorbehoud van het resultaat van de voorgestelde 12 toetsingsexperimenten) met de in het boek (en summier op deze website) gepresenteerde theorie het geval!
Geen wiskundige vergelijkingen, maar fysische verklaringen
De speciale relativiteitstheorie, de algemene relativiteitstheorie (ART) en de quantumfysica zijn in feite geen fysische theorieën maar wiskundige formalismes. Voor zover je van een theorie kunt spreken is het een fysische interpretatie van de gebruikte wiskunde.
Zo is de opvatting dat de werking van de zwaartekracht het gevolg is van een vervorming van de omliggende ruimtetijd door een massa een interpretatie van de formules uit de ART. Maar niemand heeft enig idee hoe dit in zijn werk gaat en hoe dit bij een massa in rust en over grote afstanden tot stand zou kunnen komen.
Uit de ART volgt ook dat de snelheid van de zwaartekracht = c. Maar het is volstrekt onduidelijk hoe een vervorming van de ruimtetijd tot een exacte snelheid c, ook over een enorme afstand respectievelijk gedurende 130 miljoen jaar (recent bewezen), kan leiden.
Onder ZWAARTEKRACHT is hier een theorie van de zwaartekracht beschreven waarin een overbrenger van de zwaartekracht voorgesteld wordt die niet alleen de aantrekkende werking op een massa in rust (bijvoorbeeld van de aarde op een appel aan een boom) verklaart, maar ook de constante snelheid c van de zwaartekracht. Deze overbrenger groeit bovendien aan over grote afstanden. Er is vanwege deze zwaartekrachtversterking ook geen aanname van het bestaan van ‘donkere materie’ meer nodig!
Onder LICHT EN BEWEGING is een fysische verklaring gegeven voor het feit dat wij op de met een grote snelheid bewegende aarde niets merken van een invloed van deze beweging op de looptijd van het aan de aarde gebonden licht. Bij een nagenoeg lineaire (dus niet roterende) beweging van een voldoende zware (> 10 kg) lichtbron wordt de snelheid van de lichtbron gedurende een beperkte tijd (ca. 90 minuten?) opgeteld bij de snelheid van het uitgezonden licht.
Onder AFZONDERLIJKE FOTONEN blijken wij de resultaten van een groot aantal quantumfysische experimenten te kunnen verklaren door de aanname dat een foton een ‘deeltje verpakt in een golf’ is en dat alle normale fotonen verschillend zijn. Speciaal gecreëerde fotonen kunnen echter wél gelijk zijn en vertonen dan de kenmerken van verstrengeling.
Steeds aan het einde van een onderwerp worden er één of meer toetsingsexperimenten voorgesteld. Aan de in het boek beschreven experimenten is er hier één toegevoegd (nr. 5). De nummering van de experimenten op deze website is een andere dan die in het boek.
Copyright © 2019 Ruimte, Beweging en Tijd: Drs. C.H.J.M. Opmeer

Lees mijn boek! Anderen hebben het ook al opgepakt.
“Waarom doe je dit?”, vroeg de Reus aan Cor Opmeer. Ik antwoordde dat ik op deze manier mijn boek meer bekendheid wil geven. Hierin heb ik geprobeerd om de theoretische natuurkunde en de kosmologie weer een fysische basis te geven. Daarom heb ik niet voor de gebruikelijke wiskundige constructies gekozen maar ben ik uitgegaan van fysische verschijnselen en heb mijn nieuwe theorie gebaseerd op de resultaten van fysische experimenten en overwegingen. Ik heb ook een dozijn nieuwe experimenten voorgesteld om onderdelen van mijn theorie te toetsen. Helaas is, voor zover ik weet, nog geen van deze experimenten uitgevoerd.
“Waarom zijn die experimenten niet uitgevoerd?”, vroeg de Grote Jongen. “Waren ze te moeilijk?”
“Ze zijn op één na (het vaststellen van de volgorde van aankomst van het licht in een Sagnac opstelling) inderdaad moeilijk uitvoerbaar en vooral ook kostbaar” antwoordde ik.
“Zijn er dan geen fysische verschijnselen die jouw theorie wél kan verklaren, maar de huidige natuurkunde niet? vroeg de Reus.
Die verschijnselen zijn er inderdaad en sommige zijn heel overtuigend, zoals de normale waarneming van optische verschijnselen op een bewegende aarde. Ik zal mijn verklaring hiervan nog eens kort toelichten en hoop dat dit helpt om in ieder geval één van de voorgestelde experimenten zo snel mogelijk uit te voeren. Dit zou een belangrijke stap zijn op weg naar een “Evidence based” natuurkunde.
De invloed van de beweging van de aarde op optische verschijnselen
Uit de theorie van Cor Opmeer volgt dat bij een nagenoeg lineaire (= niet-rotationele) beweging van een voldoende zware (>10 kg) lichtbron de snelheid van de lichtbron tijdelijk vectorieel wordt opgeteld bij de snelheid van het uitgezonden licht. De normale lichtsnelheid is c en de snelheidsverandering zal niet langer dan wellicht 1½ uur duren (het vaststellen van de duur van de verandering is één van de voorgestelde experimenten). Wij zullen hier drie soorten beweging van de aarde onderscheiden:
Ⅰ. De rotatie van de aarde om zijn eigen as
Deze rotatie is zo sterk dat er meetbare centrifugale effecten zijn. Die effecten werken verstorend op het gevoelige vectoradditie mechanisme. Daarom wordt de rotatiesnelheid van de aarde niet opgeteld bij de snelheid van het door een aardse bron uitgezonden licht.
Dit is een probleem voor de meting op aarde van zwaartekrachtgolven met behulp van laserstralen over 4 km lange trajecten. Reeds zeer kleine schommelingen in de rotatiesnelheid van de aarde zullen invloed hebben op de afgelegde weg en dus (omdat de snelheid van het licht in dit geval niet wordt aangepast) op de aankomsttijden van het laserlicht, dat de basis vormt voor deze metingen. Dit is vooral daarom een probleem omdat dezelfde verstoring optreedt bij alle meetopstellingen op aarde en het verschijnsel dus een belemmering kan vormen voor de waarneming van de echte effecten.
Ⅱ. De beweging van de aarde ten opzichte van de zon
De aarde beweegt met een snelheid van 30 km/s ten opzichte van de zon. Deze snelheid hebben wij V genoemd. In dit geval zijn de centrifugale effecten zo gering (vooral door de grote omloop) dat er geen verstoring van het vectoradditie mechanisme optreedt. De beweging ten opzichte van de zon kan daarom als een lineaire beweging worden beschouwd, waarbij dus voor de lichtsnelheid geldt c‘ = c + V.
De longitudinale snelheid van het licht
Een snelheidsverandering c + V respectievelijk c – V in de Oost/West richting zou er normaliter toe leiden dat, bij een meting van aards licht in deze richting, een frequentieverandering wordt gevonden. Maar een meetinstrument om dit effect vast te stellen heeft ook een snelheid V en ziet dus een snelheid c en zou daarom een normale frequentie tonen (de gevoeligheid van de huidige apparatuur zou in dit geval overigens niet groot genoeg zijn om zo een afwijkende frequentie te vinden).
De transversale snelheid (= de richting) van het licht
Omdat de aarde zich in Oostelijke richting om de zon beweegt, is er bij de waarneming van objecten op aarde in de Noord/Zuid richting sprake van een transversale snelheid van de aarde ten opzichte van het licht.
Onder LICHT EN BEWEGING heeft Cor Opmeer de waarneming onderzocht vanaf de OBA aan het Oosterdok in Amsterdam van de op ca. 3 km afstand in Zuidelijke richting gelegen Rembrandttoren. Wanneer er geen vectoradditie zou optreden (en er dus geen verandering in de richting van het licht afkomstig van de Rembrandttoren en zijn baken zou zijn) zou hun positie voor ons oog (of fototoestel) om 12 uur en 24 uur 30/300,000 = 1/10,000 x 3 km veranderd zijn. De positie van de toren en zijn baken zouden in de loop van een etmaal dus van 30 cm in Oostelijke richting naar 30 cm in Westelijke richting verschuiven.
Ⅲ. De beweging van de aarde ten opzichte van het heelal
De Cosmic Microwave Background Dipole toont aan dat de aarde zich met een totale snelheid van 370 km/s ten opzichte van het heelal beweegt. Deze snelheid (in een richting van het sterrenbeeld Aquarius naar sterrenbeeld Leo) hebben wij W genoemd.
De longitudinale snelheid van het licht
Stel dat iemand op aarde een experiment wil doen in de richting van de Kosmische Dipool met bijvoorbeeld blauw licht met een golflengte van 436 nm en een frequentie van 687.59 Thz. Dit licht zou (vanwege deze hoge snelheid W van de aarde en dus van het meetinstrument) in de richting van Leo een frequentie 688.44 Thz en in de richting van Aquarius (de tegenovergestelde richting) een frequentie van 686.74 moeten hebben. Een moderne frequentiemeter zou deze verschillen kunnen aantonen.
Volgens de nieuwe theorie echter wordt in dit geval (een zware aarde en een nagenoeg lineaire beweging) de snelheid van de aarde voor korte tijd aan de normale snelheid c van het licht toegevoegd. Omdat het van een aardse bron afkomstige licht in deze richting nu een snelheid c + W respectievelijk c – W heeft, ziet het met de snelheid W bewegende meetinstrument dus in beide richtingen een snelheid c en zal daarom dus de juiste frequentie 687.59 Thz aangeven.
De huidige fysica heeft geen fysische verklaring voor het feit dat bij metingen op aarde, ondanks zijn hoge snelheid, in alle richtingen steeds de normale frequentie van een lichtbron gemeten wordt.
De transversale snelheid (= de richting) van het licht
In de maand Juli bevindt het sterrenbeeld Leo zich voor ons in het Oosten en het sterrenbeeld Aquarius in het Westen. In die maand beweegt de aarde zich dus met een snelheid W in de Oost/West richting. Dit betekent dat bij de waarneming van hoge gebouwen of objecten in de Noord/Zuid richting ons oog (of fototoestel) zich tijdens de gang van het licht naar ons oog met een snelheid W verplaatst. Deze verplaatsing bedraagt W /c = .00123 x de afstand van het gebouw of object. Dat betekent dat het licht afkomstig van de Rembrandttoren (op een afstand van ca. 3,000 meter) 2 x per etmaal het oog van een waarnemer aan het Oosterdok bereikt op een afstand van .00123 x 3,000 = 3.70 meter in (afhankelijk van de tijd) Oostelijke of Westelijke richting. Het totale verschil zou dan in een etmaal een spectaculaire 7.4 meter bedragen!
Het is evident dat het totaal ontbreken van dergelijke grote waarnemingsfouten een goede fysische verklaring vereist. Onze verklaring is dat dit het gevolg is van het optreden van c + W, waardoor het licht bij deze transversale oriëntatie van richting verandert.
Waarom zijn dit zulke overtuigende argumenten voor de uitvoering van het gevraagde experiment?
Om in de lineaire richting een normale frequentie te meten moet het licht de snelheid van het meetinstrument (en dus van de aarde) erbij hebben gekregen. Om de normale waarneming van verre objecten op verschillende afstanden in de Noord/Zuid richting (en wat de snelheid W betreft ook in andere richtingen) te verklaren, moet de richting van het aardse licht veranderen. In alle vier de gevallen is de fysische verklaring van de normale verschijnselen dus dat de snelheid van het licht (gedurende korte tijd) verandert. Het huidige postulaat – dat stelt dat de lichtsnelheid gelijk blijft aan c – biedt hiervoor dan ook volstrekt geen oplossing. Daarom moet deze aanname, want dat is dit postulaat, nu eindelijk eens getest worden!
Een toetsingsexperiment
Of de snelheid van de aarde inderdaad wordt opgeteld bij de normale snelheid c van het van een aardse bron afkomstige licht kan waarschijnlijk het makkelijkst (en het goedkoopst) getoetst worden door (zonder tussenkomst van een extra spiegel) de snelheid van sterrenlicht te vergelijken met de snelheid van aards licht. De snelheid van sterrenlicht dat de aarde bereikt is immers zeker gelijk aan c.
Uitvoering van een experiment dat kan vaststellen of de snelheid van de aarde wordt opgeteld bij de oorspronkelijke snelheid c van aards licht (en ook de fysische, niet-mathematische aard van deze oplossing) zou helemaal in de geest zijn van Paul Ehrenfest. Hij heeft er immers al tijdens zijn oratie in 1912 in Leiden op aangedrongen om een experiment uit te voeren dat de snelheid onderzoekt van licht dat afkomstig is van een lichtbron op een snel bewegend zwaar object.
Wanneer wordt dit experiment uitgevoerd?
Voor u als (aankomend) fysicus of sterrenkundige vormt de hierboven beschreven verstoring (bij een gelijkblijvende snelheid c van het licht) van de waarneming van verre, hoge objecten op een snel bewegende aarde natuurlijk geen enkel probleem. U weet dat door toepassing van een Lorentztransformatie met de coördinaten x’, y’, z’ en t’ (eenvoudig af te leiden na een gelijkstelling c’ = c) de door de beweging van de aarde verstoorde waarneming van hoge objecten op verschillende afstanden weer volkomen normaal wordt.
Maar de vraag is of dit ook in werkelijkheid fysisch zo gebeurt of dat het slechts een (zeer nuttige) mathematische constructie is. Op deze vraag kan het voorgestelde experiment antwoord geven.
Tegen de uitvoering van dit toetsingsexperiment bestaat echter veel weerstand. Niemand vindt het leuk als er gevaar dreigt dat iets wat hij of zij altijd geloofd heeft ineens niet meer waar blijkt te zijn.
Op 10 december 2022 is een Nobelprijs uitgereikt aan drie fysici voor hun experimenten om de Bell ongelijkheid (een belangrijk onderdeel van de quantumfysica) te toetsen. Deze ongelijkheid (en de daarmee gepaard gaande verstrengeling) bleken inderdaad te bestaan. Wanneer het bevestigen van een onderdeel van de quantumfysica zoveel waardering krijgt dat het een Nobelprijs oplevert, zal de uitvoering van het hier voorgestelde (nog fundamentelere) experiment zeker een Nobelprijs waard zijn. Dit zal ook het geval zijn als er, zoals u ongetwijfeld verwacht, geen verschil tussen de snelheid van aards licht en van sterrenlicht wordt gevonden. Maar helemaal als inderdaad de door ons voorspelde 370 (cos α) km/s grotere snelheid van het aardse licht in de richting van de ster Regulus (vóór reflectie van dit sterrenlicht) wordt gevonden (α = de hoek tussen de richting van de beweging van de aarde ten opzichte van het heelal en de richting van het sterrenlicht).
Laten we er daarom voor zorgen dat dit experiment zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. De theoretische fysica en de sterrenkunde zullen er, ongeacht de uitkomst, veel profijt van hebben. En de onderzoeker wint er een Nobelprijs mee!
Huidige formules blijven gehandhaafd
Ook als de lichtsnelheid niet constant blijkt te zijn, blijven toch alle gebruikelijke formules gehandhaafd. Maar nu niet meer als zuiver mathematisch gevolg van de gelijkstelling c’ = c , maar als fysische consequenties van nieuwe inzichten in het ontstaan van ruimte, materie, beweging en tijd, zoals beschreven in deel I van het boek van Cor Opmeer.